Patiëntenrechten
Wij krijgen van familieleden vaak de vraag welk recht hun naaste heeft op wel/geen behandeling en welke rechten de familieleden hebben.
Tijdens de lotgenoten bijeenkomst van 7 november 2015 was mr. A. (Anthony) Wijnberg te gast als spreker. Hij heeft antwoord gegeven op vragen van familieleden. Mr. Anthony Wijnberg staat landelijk bekend als specialist gezondheidsrecht. Hij is werkzaam bij Yspeert vwl advocaten. De vragen en antwoorden zijn door mr. Franciska Knoops op papier gezet en treft u op deze pagina.
Indien u juridische hulp wilt of een vraag heeft over de rechten van uw naaste, kunt u ook contact opnemen met Anthony Wijnberg via a.wijnberg@yspeertvwl.nl of via telefoonnummer 06 531 737 34 / 050 316 68 33. De website is www.yspeertvwl.nl
Hoe zit het precies met betrokkenheid van een patiënt of vertegenwoordiger bij het stellen van de diagnose en de keuze voor behandeling?
Een arts behoort de patiënt in te lichten over het onderzoek en de voorgestelde behandeling en ook over de ontwikkelingen in het kader van dat onderzoek, die behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt .
Zie wel lid 2 van artikel 448 van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst, WGBO. Over de aanvulling daarvan: arts laat zich leiden door wat de patiënt (of vertegenwoordiger) redelijkerwijze dient te weten over de in dat artikellid onder a tot en met de opgesomde aspecten, waaronder de normale voorzienbare risico’s van een behandeling.
Op deze manier heb je als patiënt of vertegenwoordiger de mogelijkheid mee te denken en te beslissen: zonder informatie kan je immers geen weloverwogen keuze maken. En die keuze mag je als patiënt maken: een arts behandelt niet zonder instemming van de patiënt (of vertegenwoordiger): informed consent, neergelegd in artikel 450 WGBO. Hier komt ook de relevantie van de schriftelijke wilsverklaring naar voren. Van een schriftelijke wilsverklaring (bijvoorbeeld niet reanimeren) kan een hulpverlener overigens afwijken als hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht (artikel 450, lid 3 WGBO).
Een hulpverlener kan echter zonder de vereiste toestemming handelingen verrichten indien de patiënt of vertegenwoordiger geen toestemming kan geven en het belang van de patiënt vereist dat de handeling niet wordt uitgesteld totdat de patiënt of vertegenwoordiger kan worden gevraagd of met die handeling wordt ingestemd (zorggoed hulpverlener maar ook specifiek wettelijk geregeld in artikel 466 WGBO).
Bestaan er specifieke rechten voor deze kwetsbare groep patiënten?
Voor deze patiënten gelden de basisregels zoals die voortvloeien uit de WGBO en, voor zover relevant, de wet BIG. Ook de standaard regels over het indienen van een klacht zijn van toepassing (nu nog geregeld in de wkcz, straks de wkkgz).
Aangezien deze groep patiënten niet of niet geheel in staat is de eigen belangen te behartigen, verdient artikel 465 WGBO nog wel bijzondere aandacht: de hulpverlener moet de verplichtingen die uit die wet voortvloeien (en die gelden in de relatie hulpverlener-patiënt) nakomen tegenover de (wettelijk) vertegenwoordiger, en wel in de volgende volgorde:
- de curator
- de persoon die door de patiënt schriftelijk is gemachtigd
- de echtgenoot of andere (levens)partner, of anders
- de ouder, een kind, broer of zus
Van belang is te realiseren dat de hulpverlener de verplichtingen niet tegenover de hiervoor bedoelde personen na hoeft te komen, indien dat niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener. De hulpverlener hoeft met andere woorden niet iedere wilsuiting van deze personen (in de trant van, ‘dat zou mama willen’) op te volgen. Maar, dit is wel bedoeld voor uitzonderingsgevallen waarin de vertegenwoordiger kennelijk niet in het belang van de patiënt optreedt.
De hulpverlener kan de vertegenwoordiger op zijn taak aanspreken, omdat de WGBO voor de vertegenwoordiger bepaalt dat die de zorg van een goed vertegenwoordiger betracht
Waar vergeten patiënten of vertegenwoordigers vaak op te letten?
Het is als patiënt of vertegenwoordiger van belang je te realiseren dat de zorg ingewikkeld is (qua taakverdeling/organisatie maar vooral ook medisch/inhoudelijk) en dat je er zelf midden in zit met alle emoties van dien. Onderzoeken wijzen uit dat informatie, zeker tijdens een slecht nieuwsgesprek, niet binnenkort en dat de patiënt later niet meer weet wat nu allemaal is besproken. Weet dat je iemand bij het gesprek kan laten zitten om mee te luisteren. Vraag een hulpverlener zo nodig informatie op papier te zetten (er zijn vaak ook tal van informatiefolders). Schroom ook niet dezelfde informatie later nog een keer te vragen of antwoorden te verlangen op nieuwe vragen. Er is een patiënten vertrouwenspersoon die waar nodig kan ondersteunen.
Let op de deskundigheid van de hulpverlener tegenover je, zeker als het medisch inhoudelijk complex is.
Weet dat er een klachtenfunctionaris is (vanaf 1 januari 2016 wettelijk verplicht, maar nu al in de meeste (grotere) ziekenhuizen aanwezig) of andere persoon waar je met klachten terecht kan.
Het recht op een second opinion wordt nog wel eens over het hoofd gezien. De behandelend arts is gehouden de patiënt naar een collega te verwijzen.
Denk tot slot aan de rol van de zorgverzekeraar. Die kan bijvoorbeeld bij een wachtlijst gevraagd worden een oplossing te realiseren.
Zijn er op financieel gebied zaken waar speciaal op gelet moet worden?
Let op de polis van de zorgverzekeraar, waarin in de regel zal zijn vastgelegd dat een second opinion alleen vergoed wordt als de behandelend arts de patiënt naar een collega verwijst. Vraag bij twijfel de zorgverzekeraar hoe het geregeld is. Bij een debat met de zorgverzekeraar kan de ombudsman of anders de geschillencommissie zorgverzekeringen bemiddelen of een beslissing nemen.
Waar zullen hulpverleners/ziekenhuizen/instellingen niet actief op wijzen?
Hoewel er schrijnende gevallen en incidenten zijn in de zorg die de zorg in een negatief daglicht stellen, is de gemiddelde hulpverlener/instelling oprecht betrokken bij de patiënt. Uit eigen financieel belang het leven van een patient rekken, is dan ook eerder een uitzondering. Het komt eerder omgekeerd voor dat de hulpverlener het doorbehandelen niet in het belang van de patiënt acht en de behandeling wil staken.
In sommige gevallen wordt wel moeilijk gedaan over een second opinion, maar zeker in een ziekenhuis zal dit heel gebruikelijk zijn. Artsen doen dat onderling ook tijdens het vormen van hun gedachten etc. Zo worden collega’s met regelmaat in consult geroepen.
Second opinion?
Zie hiervoor onder 3 en 4 (wat betreft de financiële kant daarvan).
De behandelend arts kan daarin meedenken, maar er kan ook gedacht worden aan contact met een patiëntenvereniging of wetenschappelijke vereniging.
Wetboek 7 van het Burgerlijk Wetboek gaat over deze zaken: http://wetten.overheid.nl/BWBR0005290/Boek7/Titel7/Afdeling5/geldigheidsdatum_02-01-2016